Zo’n beetje veertig jaar na dato, ja, het is eeuwig zonde, komt dit stomende, zwetende concert op de markt. En tot mijn grote genoegen. De opnamen stammen uit september 1971, maar hebben echt zo’n 40 jaar bij Warner Bros. op de plank gelegen alvorens hét reissue-label Rhino ze aan de wereld prijsgeeft. That on the Road Look is een opzwepende en kokendhete live-dubbelaar van Tony Joe White en zijn geoliede band; een registratie van een concert in Europa, vermoedelijk in The Royal Albert Hall in Londen. Niemand weet het zeker. Ook Tony Joe White zelf niet.
Tony Joe White, de zelfbenoemde Swamp Fox uit meer…

In 1972 reist Al Kooper af naar Atlanta, Georgia om een producersklus te klaren in de studio van Buddy Buie in Doraville. Kooper raakt zo begeesterd door sfeer down south, dat hij – met behulp van MCA Records – een eigen label opricht dat opkomende, lokale muziek – The Allman Brothers breken net door – onder de aandacht brengt: Sounds of the South Records. De eerste band die Kooper tekent is Mose Jones uit Atlanta, de tweede – op voorspraak van Mose Jones – Lynyrd Skynyrd uit Jacksonville, Florida. Al Kooper beschouwt Lynyrd Skynyrd als zijn Rolling Stones en Mose Jones als zijn Beatles. Een rake
Jim Ford, the mighty Jim Ford is een cultheld die in 1969 zijn enige album uitbracht: Harlan County. Ford mislukte als countrysoul singer-songwriter, maar was wel aan de andere kant van de oceaan de grootste inspiratiebron van Nick Lowe en diens Brinsley Schwarz. Maar er waren in Engeland nog grotere Ford-fans: de psychedelische beatgroep The Koobas.
Het eerste wat je van de mighty Jim Ford te horen krijgt als je de naald in de groef zet is een soort van stemverklaring; een verantwoording van waar hij vandaan komt:
Als Beaver Nelson, uit Houston, Texas, 19 jaar is wordt hij door Rolling Stone binnengehaald als the next big thing. Hij krijgt een contract bij Sony, maar zeven jaar lang lukt het Nelson niet zijn debuut uitgebracht te krijgen. Ook een tweede deal ketst af. Depressies en mentale inzinkingen zijn het resultaat. Uiteindelijk komt Nelsons debuut, The Last Hurrah, uit als hij 26 is – op een klein label.
Met Regard The End slaat Robert Fisher de spijker finaal op zijn kop. Op Regard The End valt na vier eerdere albums alles op zijn plaats; en het resultaat is een alt.country-meesterwerk. Begin jaren negentig maken Robert Fisher en Paul Austin in Boston, Massachusetts deel uit van de rockband Laughing Academy, maar in 1995 richten zij Willard Grant Conspiracy op, een collectief van steeds wisselende muzikanten met zanger en componist Fisher en gitarist Austin als vaste waarden. De band verhuist vervolgens naar Palmdale, in de woestijn benoorden Los Angeles. Regard The End is echter opgenomen in Boston, Londen en
Dan John Miller is een oude kompaan van Jack White. Voordat White The White Stripes lanceert, maakt hij in Detroit, Michigan samen met Miller deel uit van Goober & The Peas en Two Star Tabernacle. Dan scheiden zich hun wegen; White gaat op weg naar wereldroem en Miller richt met zijn vrouw Tracee een countryfolkband op die diep geworteld is in depressieperiode van de jaren dertig van de 20e eeuw. Kort geschoren hoofden, armoedige kleding en een antieke Appalachen-sound: Blanche is
Begin jaren tachtig verlaat Dave Graney met zijn Moodists Melbourne, Australië om zijn heil in Engeland te zoeken. Dat levert in ieder geval in 1984 een goed album op met Thirsty’s Calling en de ijzersterke single ‘Runaway‘, waarop de gehaktmolen-achtige stem van Graney het opneemt tegen een muur van gruizige gitaren. Aan het eind van de jaren tachtig is Dave Graney weer terug in Australië, bevrijd van het groepsconcept en gerevitaliseerd door een ep met The Coral Snakes, neemt hij in Melbourne een solo-album op – niettemin begeleid door The Moodists, die nu The White Buffaloes heten. Op My Life On The Plains is
Slechts één volwaardig album wist True West in zijn originele samenstelling te produceren. Drifters. Een passende titel, want ten tijde van de release van de lp in 1984 was True West niet veel meer dan een tamelijke doelloos rondzwervende gitaarband. De mogelijkheden lijken opgebruikt en een doorbraak zit er niet meer in. Een paar maanden later verlaat gitarist en songschrijver Russ Tolman de band om een solocarrière te starten. Eind jaren zeventig speelt Tolman in Davis, Californië samen met Steve Wynn, Kendra Smith en drummer Gavin Blair in punkband The Suspects. Als Wynn en Smith in 1982 naar
Als 1969 ten einde loopt is het niet zo best gesteld met toestand van The Grateful Dead. De platen, volgepropt met uitgesponnen, freaky acidrock verkopen veel te weinig en het ongeregelde zootje bestaande uit bohemiens, dopeheads en alcoholisten tart de executives van Warner Bros. tot op het bot. De band staat voor $ 180.000 in het krijt bij het label. Ondertussen heeft het zestal – Jerry Garcia (zang, gitaar), Bob Weir (gitaar, zang), Phil Lesh (bas, zang), Ron McKernan (toetsen, zang) en de drummers Bill Kreutzmann en Mickey Hart – zich teruggetrokken uit San Francisco en zich gevestigd in de heuvels 

