De enige plaat van Plain Jane is een sfeervolle mengeling van San Francisco-hippierock en Los Angeles-countryrock. Een typische Westcoast-plaat dit zelfgetitelde Plain Jane; een plaat die het nodige gemeen heeft met het werk van Jefferson Airplane, Buffalo Springfield en Crosby, Stills & Nash. Niettemin komt het kwartet oorspronkelijk uit Albequerque, New Mexico, maar de trek naar Californië is onweerstaanbaar. Plain Jane wordt dan ook in Los Angeles opgenomen en wordt in 1969 uitgebracht, zonder enig spoor van succes. Toch bevat Plain Jane meer…

Hij staat een tijdlang te boek als de snelste gitarist ter wereld, een reputatie die hij verwerft op het Woodstock-festival. Alvin Lee, Ten Years After en ‘I’m Going Home’ zijn onverbrekelijk verbonden met het legendarische festival. Vanaf 1969 toeren Alvin Lee en zijn Ten Years After dan ook onafgebroken door de Verenigde Staten, wat de Britse gitarist grote successen brengt, een overvolle agenda en de uitputting nabij. Na talloze hit-albums vol dampende bluesrock vindt Lee het in 1972 welletjes – hij is op zoek naar iets anders. Dat vindt hij in Mylon LeFevre,
Uit de legendarische Seattle-band The Daily Flash komt in 1968 Bodine voort. Zanger/gitarist Steve Lalor brengt een aantal veelbelovende muzikanten uit zowel Californië als New York bij elkaar, die hun repertoire door uitputtend op te treden perfectioneren. De garagepunk en wilde psychedelica lijkt op zijn retour, want net als Moby Grape en Buffalo Springfield richt Bodine richt zich meer op rock met folk- en country-invloeden. In 1969 neemt Bodine voor MGM in Los Angeles zijn enige album op. Het zelfgetitelde Bodine heeft inderdaad overduidelijk raakvlakken met
Al als de band net geformeerd is, het is 1970, krijgt Home een contract aangeboden van CBS. Het viertal heeft in zijn midden Laurie Wisefield, wiens vloeiende en natuurlijke gitaarsound een belangrijke stempel op het bandgeluid zet. Home bezit een aardse sound die het midden houdt tussen Wishbone Ash en Badfinger. Op het debuut Pause For A Hoarse Horse klinkt Home zelfverzekerd door de bluesy zang en de competente ritmesectie, maar vooral door het lyrische gitaarspel van Wisefield, zoals geëtaleerd in ‘Red E. Lewis & The Red Caps’ en ‘Moses’. Melodie en harmonie
Een vage hippieband die op zoek is naar spiritualiteit, goede vibes en groovy people. Het brengt de vijf muzikanten eind jaren zestig van Woodstock via New York naar San Francisco, Californië. Maar ze komen niet anders aan de bak dan als coverband en dus vlucht het stel naar het eenvoudige, aardse leven in een commune op het platteland. En dat wordt Taos, New Mexico; Taos wordt ook de weinig fantasievolle naam van de band. Tussen het commune-leven van houthakken, brood bakken en de vrije liefde bedrijven door maakt Taos ook muziek, een vorm van
Roger Morris is zo onder de indruk van en geïnspireerd door The Band, dat het niet meer dan logisch is dat zijn debuutalbum – en enige album voor zo’n dertig jaar – een pure pastiche is van Music From Big Pink en The Band. Akelig dicht blijft Morris op First Album qua songs, instrumentatie en sfeer bij de monumentale Band-platen – en dat terwijl Roger Morris een Brit is die zijn jeugd doorbrengt in Wales en Essex. Op grond van zijn op gitaar en piano gecomponeerde liedjes krijgt Morris in Londen een contract, eerst als songschrijver, later als uitvoerend artiest.
In 1969 geformeerd rondom componist en zanger Fran McKendree, is McKendree Spring aanvankelijk een experimentele folk/bluesband. De band leidt een teruggetrokken bestaan in het rurale Glen Falls in upstate New York en is vooral een studioband zonder live-ambities. Kenmerkend aan het geluid van het kwartet is de prominente rol van de viool en de afwezigheid van drums. Met het vierde album uit 1972 komt daar verandering in als McKendree Spring in de studio wordt uitgebreid met een drummer en ace pedal steel-speler Hank DeVito.
Onder hevige invloed van Crosby, Stills & Nash ruilt The Late in 1969 zijn Britse beat en Beatles-covers in voor een countryrock-sound. Onder de nieuwe naam Unicorn brengt het kwartet in 1971 het debuut Uphill All The Way uit, een album met overwegend typisch Britse folkrock. Twee jaar later krijgt Unicorn – dan helemaal op de Westcoast-toer van The Byrds, Neil Young, The Band en C,S&N – van David Gilmour het aanbod om een album op te nemen, dat Blue Pine Trees is getiteld en in 1974 verschijnt. Ook het volgende album
Vier Chicano’s uit de Salinas Valley, een dagreis bezuiden San Francisco, beleven in 1970 hun droom als zij voor Epic en met Doug Sahm als producer een langspeler mogen opnemen. Louis Ortega (zang, gitaar), Frank Parades (gitaar), Steve Vargas (bas) en Albert Parra (drums): geen van vieren heeft nog de 20-jarige leeftijd bereikt. Aanvankelijk heten ze Country Fresh, maar Doug Sahm hernoemt ze Louie And The Lovers, bezorgt de teenagers een platencontract en neemt ze mee naar San Francisco, de studio in.
Mouse And The Traps is halverwege jaren zestig lokaal bekend in Tyler, Oost Texas. De psychedelische rockband bereikt zijn grootste faam als hun fantastische Dylaneske garagepunksingle ‘A Public Execution’ uit 1996 in 1972 wordt opgenomen op de legendarische Nuggets-verzamelaar. Mouse And The Traps bestaat dan allang niet meer, want in 1971 duiken Ronnie ‘Mouse’ Weiss (zang, gitaar, bottleneck), David Stanley (gitaar, zang) en Ken Murray (drums) op in Rio Grande, een onvervalste countryrockband. Aangevuld met 

