Countryliedjes over treinen zijn bijna altijd de moeite waard en Big Trains van Pug Johnson vormt daarop geen uitzondering. De Texaan begint er zijn album El Cabron (Break Maiden Records/Thirty Tigers) mee. Stilistisch daalt hij af naar het verleden, er zit zelfs wat jazz door zijn country. En daarmee komt hij in de buurt van Wayne Hancock, wie kent hem nog? Dat zit hem ook wel een beetje in zijn voorkomen; ietwat sullig. Net zoals die andere Texaan die toch ook al weer dertig jaar geleden debuteerde met Thunderstorms And Neon Signs. Het komt er op neer dat Johnson te hip is om cool te zijn. Hij komt uit de kustplaats Beaumont en dat ligt op korte afstand van Louisiana. Dat is te horen, want Buy Me A Bayou is lekker pittig dankzij kruiden die in cajun worden gebruikt. In dit geval accordeon en fiddle. Waxahachie is zo’n songtitel waarbij het nauwelijks fout kan gaan. Het verhaal speelt zich af in de Texaanse plaats met die naam. Op Believer brengen blazers countrysoul. Johnson zingt als een verleider op het nummer met een lekkere gitaarsolo en dito orgelspel. Met zo’n nummer is de vergelijking met Charley Crockett snel gemaakt. Net als die Texaan is deze artiest van vele markten thuis. De beste artiesten uit die staat kunnen zo lekker zwalken; van de beperkingen en strikte regels zoals de industrie in Nashville die voorschrijft moeten ze niets hebben. Het liedje Thanks To The Cathouse (I’m In The Doghouse With You) van Johnny Paycheck klinkt hier als Doug Sahm in feeststemming. De pianist leeft zich uit in Pipeliner Blues van Moon Mullican en de steelgitaar maakt lekkere slippers. Het is rockabilly met een beetje western swing. Last Call (With Apologies To Terry Allen) heeft een lekker bonkend ritme. Het is honky tonk met levensechte humor. El Cabron is niets anders dan Time Well Wasted. ‘Gonna waste some time again’, zijn de afsluitende woorden van het album. Goeie raad.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie