Die nieuwe plaat van Tyler Childers, Snipe Hunter (RCA), is een interessante. “Eindelijk“, zou je bijna zeggen na het bijna geheel instrumentale Long Violent History, het driedubbele gospelproject Can I Take My Hounds To Heaven en het onnadrukkelijke Rustin‘ In The Rain. Voor deze nieuwe plaat riep Childers de hulp in van de befaamde producer Rick Rubin, die Childers klaarblijkelijk heeft gepushed om zijn grenzen nogmaals op te zoeken. Want Snipe Hunter vliegt alle kanten op, maar wel min of meer binnen de grenzen van de Appelachia waarmee Childers ooit doorbrak. De plaat begint fenomenaal krachtig met Eatin’ Big Time, een nummer over wat succes met je kan doen. Je hebt geld, je kunt een duur horloge kopen, en besef je dat het kan zolang het succes duurt. Het daaropvolgende autobiografische Cuttin’ Teeth, is wat rustiger, maar heeft een mooie bijdrage op pedal steel. Snipe Hunter kent nog een aantal prachtsongs zoals Oneida en Nose On The Grindstone. En een aantal bijzonderheden zoals Snipe Hunt dat als een soort Appalachian garagerock valt aan te merken. In Tirtra Yatra spreekt Childers zijn verlangen uit om naar India te gaan en Hare Krishna te zingen. Dat laatste gebeurt daarna werkelijk in Tomcat And A Dandy. Wat Childers tegen Australië heeft is niet duidelijk. In Down Under noemt hij allerlei nadelen, tot en met de geslachtsziekten van koala’s. Dat inhoudelijke onbenullige nummer is wel een smetje op dit verder uitstekende album.
Reageren
»Nog geen reacties.
RSS feed for comments on this post.
Plaats een reactie